1. Een lid van het samenwerkingsverband kan slechts uittreden met inachtneming van de bepalingen van de oprichtingsovereenkomst of, bij ontbreken daarvan, met eenstemmige goedkeuring van de overige leden.
Een lid van het samenwerkingsverband kan bovendien uittreden wegens een gegronde reden.
2. Een lid van het samenwerkingsverband kan worden uitgesloten wegens de redenen die zijn vermeld in de oprichtingsovereenkomst en in ieder geval wanneer hij ernstig te kort schiet in zijn verplichtingen of de werking van het samenwerkingsverband ernstig verstoort of dreigt te verstoren.
Deze uitsluiting kan slechts geschieden bij rechterlijke beslissing op gezamenlijk verzoek van de meerderheid der overige leden, tenzij de oprichtingsovereenkomst anders bepaalt.